Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Onteigeningswet

 

Artikel 43
[1.] De hypotheekhouder en de ingeschreven beslaglegger hebben geen recht op afzonderlijke schadevergoeding. Slechts indien zij zijn tussengekomen, kunnen zij zich jegens de onteigenaar beroepen op hun rechten uit artikel 229 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 507a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zij oefenen die rechten uit op het bedrag van de werkelijke waarde en de waardevermindering van het overblijvende, zoals dat bedrag toekomt aan de hypotheekgever, de beslagene en de beperkt gerechtigde, wiens recht niet tegen hen kan worden ingeroepen.
[2.] Indien alle in het vorige lid vermelde belanghebbenden tot overeenstemming omtrent de verdeling zijn gekomen, bepaalt de rechter wat aan ieder van hen moet worden betaald. Is geen overeenstemming bereikt, dan worden de bedragen in hun geheel toegewezen aan de tussengekomen hypotheekhouder, hoogste in rang, dan wel, zo geen hypotheekhouder is tussengekomen, aan de daartoe door de eerst ingeschreven beslaglegger aangewezen notaris of deurwaarder, en vindt verdeling plaats met toepassing van de regels betreffende de verdeling van een zodanige opbrengst in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
[3.] Een beslaglegger behoeft voor de toepassing van het vorige lid niet tussen te komen, indien hij aan de onteigenaar bij exploit meedeelt zijn rechten uit artikel 507a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te bepalen tot het deel van de in het eerste lid bedoelde bedragen, dat voor de beslagene bestemd is.
[4.] Ten aanzien van het voorschot op de schadeloosstelling en de verhogingen daarvan zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij de verdeling tussen de belanghebbenden onderling de hypotheekhouder en beslagleggers hun recht op deze bedragen uitoefenen voor zover zij kunnen worden beschouwd als een voorschot op het in het eerste lid, derde zin, bedoelde bedrag. Op verlangen van elk der partijen kan de rechtercommissaris in een rangregeling bepalen dat deze niet zal worden gesloten, voordat het vonnis waarbij de schadeloosstelling is vastgesteld in kracht van gewijsde is gegaan. In het geval van artikel 54t, derde lid, kan binnen een jaar nadat het vonnis bedoeld in artikel 54t, tweede lid, kracht van gewijsde heeft verkregen, door elk van de belanghebbenden heropening van een gesloten rangregeling worden gevraagd en kan de rechtercommissaris hen die teveel hebben ontvangen bij bevelschrift gelasten dit terug te betalen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AF7872, Cassatie, 1370
    Rechtsoort
    Civiel overig
    Datum uitspraak
    25-04-2003
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Cassatie
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Hoge Raad
    Nr. 1370 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer 25 april 2003 AB Arrest in de zaak van de Staat der Nederlanden, waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder in cassatie, advocaat: mr. H.A. Groen, tegen 1. [verweerster sub 1], wonende te [woonplaats] (België), verweerster in cassatie, advocaat...
  •